Rood licht voor kortsnuiten, fokkers gaan voor groen

Stoplicht

In de Telegraaf verwees dierenarts Kelly Kessen naar de overgangsregeling voor het fokken van honden met een korte snuit: “Op termijn moet de neus de helft van de schedellengte hebben. Voordat we zover zijn met de Franse Bulldogs en de mopshonden zijn we weer even verder, vandaar die ‘overgangsnorm’ van een derde neuslengte. Dat is om ervoor te zorgen dat er überhaupt nog met deze dieren gefokt kan worden.”

Fokken volgens het stoplichtmodel

Het fokken van honden die last hebben van een te korte snuit is bij wet verboden, of het nu om rashonden of kruisingen gaat. Tot voor kort was het lastig om hierop te handhaven, want er waren geen duidelijke criteria. Daarom heeft de Universiteit Utrecht het stoplichtmodel voorgesteld: bij rood licht mag er niet worden gefokt met een hond; staat het licht op oranje, dan mag er met de hond worden gefokt als álle andere kenmerken goed zijn; bij groen licht mag er worden gefokt, tenzij er andere kenmerken op rood staan.

Rood, oranje of groen voor de neuslengte 

Met de nieuwe criteria volstaat een meetlat om te bepalen of een snuit te kort is om mee te fokken: als de neuslengte minder dan 1/3 van de schedellengte beslaat, staat het stoplicht op rood. Dat betekent bij een schedel van 10 centimeter dat de snuit langer moet zijn dan 3,3 centimeter. Meet de snuit de helft of meer van de schedellengte, dan staat het stoplicht op groen en mag er gefokt worden (als er tenminste geen andere kenmerken op rood staan). Bij een schedel van 10 centimeter moet de snuit dus minimaal 5 cm lang zijn. Als de snuitlengte ertussenin zit, staat het stoplicht op oranje; er mag dan alleen gefokt worden met de hond als alle andere criteria op groen staan. Het is uiteindelijk de bedoeling dat alle honden een snuitlengte krijgen van minstens de helft van de schedellengte. Er is dan geen kans op problemen door een te korte snuit. 

Andere criteria die de kleur van het stoplicht bepalen

In het rapport van de Universiteit Utrecht kun je de wetenschappelijke onderbouwing en de criteria terugvinden. Andere criteria betreffen bijvoorbeeld de neusopeningen, de huidplooi boven de neus en de vorm en stand van de ogen. Zo kun je zelf bepalen of je wel of niet mag fokken met je hond. Bij twijfel is het verstandig een dierenarts te raadplegen.

Wil jij op de hoogte blijven van het nieuws over de kortsnuiten? Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

De Telegraaf, 13 april 2019
De Telegraaf, 13 april 2019

 

Deel dit artikel
Kelly Kessen

Als dierenarts werd ik vrijwel dagelijks geconfronteerd met zieke rashonden en raskatten. Het is frustrerend om te zien hoeveel dieren kampen met erfelijke aandoeningen of lijden onder de extreme uiterlijke kenmerken waar ze doelbewust op worden gefokt. Veel van dat lijden is te voorkomen door te fokken op genetische diversiteit en een gezond uiterlijk. Bij Dier&Recht zet ik me in om fokkers en eigenaren daarvan bewust te maken, zodat er meer gezonde dieren worden gefokt en gekocht. Daarnaast ben ik actief betrokken bij het verbeteren van wetten en regelgeving rond het fokken van honden en katten.